Bodemkwaliteit garanderen via bodemsaneringen

Onderzoeken en saneren van verontreinigde waterbodems

We stimuleren het bewustzijn rond historisch verontreinigde waterbodems en doen voorbereidend onderzoek via een aantal Europese onderzoeksprojecten. De sanering van historisch verontreinigde waterbodems is immers nodig voor een verhoogde kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater en de ontwikkeling van groenblauwe netwerken. Verder ligt onze focus op de verhoogde circulaire toepassing van bagger- en ruimingsspecie, waarin de overheden een voorbeeldrol opnemen.


Toelichting bij hoofdstuk 12 'waterbodems' van het Bodemdecreet 

De Europese Kaderrichtlijn Water stelt dat een goede toestand van oppervlaktewater en grondwater moet worden bereikt. De sanering van de waterbodem vormt daarin een onmisbare schakel. De verontreinigde waterbodem belet immers de verbetering van de waterkwaliteit en het ecologisch herstel van de waterloop.

De sanering van verontreinigde waterbodems valt binnen het toepassingsgebied van de bodemsaneringsregeling, maar gelet op de specifieke milieukenmerken van waterbodems is de toepassing van de bestaande decretale procedures niet evident. De sanering van waterbodems vereist een eigen aanpak.

Het Bodemdecreet bevat bepalingen over:
  •  het onderzoek van waterbodems (waterbodemonderzoek);
  • de beoordeling van de saneringsnoodzaak;
  • de sanering van verontreiniging ter hoogte van waterbodem;
  • de aanduiding van de saneringsplichtige persoon;
  • de noodzaak om de sanering van een waterbodem integraal (op niveau van bekkens en deelbekkens) aan te pakken.
Dat alles gebeurt in afstemming met het Decreet Integraal Waterbeleid. Niet alleen de verontreiniging van de bodem van waterlopen, maar ook die van vijvers, kan worden geregeld via de bepalingen uit het Bodemdecreet.

Welke onderzoeken en saneringen zijn prioritair? 

In de regeling over waterbodems wordt geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe en historische bodemverontreiniging. Bij waterbodems moet worden gesaneerd als er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. Het saneringsdoel is risicogebaseerde sanering.

Vermits het niet mogelijk is alle waterlopen direct te saneren, worden prioriteiten bepaald en de meest urgente waterbodems eerst aangepakt.

De bodemsanering ter hoogte van de waterbodem heeft niet alleen betrekking op de waterbodem zelf maar ook op alle gronden die verontreinigd zijn door de verspreiding van de verontreiniging vanuit waterbodem of oppervlaktewater.

Wanneer is saneren verplicht? 

Er zijn verschillende wijzen waarop waterbodemverontreiniging aan het licht kan komen.

Wanneer de waterbodem is onderzocht is in een waterbodemonderzoek volgens hoofdstuk 12 van het Bodemdecreet, dan ontstaat de saneringsplicht pas nadat de Vlaamse Regering de waterloop heeft aangewezen als prioritair te saneren. De bepalingen in verband met de vrijstelling van saneringsplicht bij historische bodemverontreiniging zijn hier eveneens van toepassing. De saneringsplichtige kan de kosten verhalen op de aansprakelijke voor de bodemverontreiniging overeenkomstig de klassieke aansprakelijkheidsregels.

Wanneer waterbodemverontreiniging in kaart wordt gebracht naar aanleiding van een verontreiniging die vanuit een ‘landbodem’ is ontstaan, dan wordt de saneringsplicht vastgelegd volgens hoofdstuk 3 van het Bodemdecreet. Dit gebeurt wanneer in het kader van bodemonderzoeken ook waterbodemverontreiniging wordt vastgesteld, bijvoorbeeld ten gevolge van lozingen. Deze verontreinigingen worden onderzocht in bodemonderzoeken gerelateerd aan de exploitatie die de waterbodemverontreiniging heeft veroorzaakt of naar aanleiding van andere vaststellingen.

Wat zijn stroomgebiedsbeheersplannen? 

De OVAM krijgt middelen vanuit het budget voorzien voor de stroomgebiedsbeheersplannen.

Tussentijds rapport over hotspots van waterbodemverontreiniging 

De OVAM is actief bezig met de ontwikkeling van een pragmatisch waterbodembeleid. De studie Hotspots van waterbodemverontreiniging in onbevaarbare waterlopen maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Er is een methodologie ontwikkeld om op basis van (vroegere) risicoactiviteiten locaties te identificeren met een hoog potentieel voor de aanwezigheid van waterbodemverontreiniging.

Recent werd op de OVAM-website een tussentijds rapport gepubliceerd dat inzicht geeft in de studie ‘hotspots’. De studie werd opgestart in 2017 en loopt nog tot eind 2022.

Wat is er al gebeurd?

In een eerste fase is een bureaustudie uitgevoerd. Op basis van eerder onderzoek, emissiecijfers en expert judgement werd een lijst opgesteld van (voormalige) risicoactiviteiten met een hoog potentieel voor het veroorzaken van waterbodemverontreiniging. Uit de studie bleek welke (voormalige) industriële activiteiten het grootste potentieel hadden om waterbodemverontreiniging te veroorzaken.

Deze lijst van risicoactiviteiten combineerden we met gegevens uit het grondeninformatieregister van de OVAM, dat informatie bevat over welke activiteiten op welke locaties werden uitgevoerd. Die kennis werd omgezet in een gefaseerde selectieaanpak voor bemonstering. De beschikbare gegevens en criteria maken het mogelijk om potentiële hotspots of potentieel aangetaste waterlopen op verschillende manieren te prioriteren: op basis van de risico-activiteiten, de historiek, de omvang, het aantal potentieel verontreinigende activiteiten langs de waterloop, enzovoort. De verdachte locaties en waterlopen werden ingedeeld in verschillende scores.

In een tweede fase voerden we een uitgebreide historische evaluatie en waar nodig een bemonsteringscampagne op het terrein uit om de resultaten van de bureaustudie te verifiëren en om de verschillende prioriteringsmethoden te evalueren en te verfijnen. Die validatie van potentiële hotspot-risicoactiviteiten werd uitgevoerd op meer dan tweehonderd locaties. De desk- en de validatiestudie zullen inzicht verschaffen in de impact van waterbodemverontreiniging in Vlaanderen en zullen helpen om een beleidsstrategie voor verontreinigde waterbodems te bepalen.

Resultaten en lessen

Het prioriteren van de sites op basis van scores maakt het gemakkelijk om prioriteiten te identificeren en laat beleidsmakers en besluitvormers toe rekening te houden met aspecten zoals werklast, budget en planning.

Omdat de methode resulteert in een geografische databank, kan de informatie gemakkelijk aan andere databanken worden gekoppeld. Zo kunnen we de 'hotspots' bijvoorbeeld integreren in de waterbodemverkenner van de OVAM. Omgekeerd kan onze methode geverifieerd en gekalibreerd worden aan de hand van de praktijkgegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Team Publieke instellingen

Subteam Waterbodem