Studies

Kostenstudie milieu-impact-optimalisaties gebouwen

Financiële analyse van milieu-impact optimalisaties van gebouwen in het kader van de herziene EPB-richtlijn. Die verplicht vanaf 2028/2030 de berekening van de levenscyclus CO2-impact van nieuwe gebouwen.


Met de herziene EPBD-richtlijn van de Europese Commissie wordt een verplichting ingevoerd met betrekking tot de berekening van de levenscyclus CO2-impact van gebouwen (European Union 2024). Deze verplichting geldt vanaf 2028 voor grote nieuwe gebouwen (> 1000 m²) en vanaf 2030 voor alle nieuwe gebouwen. Deze studie beoogt de toename in financiële kosten, zowel bouwkosten als ereloonkosten, als gevolg van deze nieuwe regelgeving te berekenen.

Probleemstelling en doelstelling

Met de herziene EPBD-richtlijn van de Europese Commissie wordt een verplichting ingevoerd met betrekking tot de berekening van de levenscyclus CO2-impact van gebouwen (European Union 2024). Deze verplichting geldt vanaf 2028 voor grote nieuwe gebouwen (> 1000 m²) en vanaf 2030 voor alle nieuwe gebouwen. Deze studie beoogt de toename in financiële kosten, zowel bouwkosten als ereloonkosten, als gevolg van deze nieuwe regelgeving te berekenen.

Methode

Vier casestudies worden geanalyseerd: een halfopen woning (< 1000 m²), een appartementsgebouw (> 1000 m²), een schoolgebouw (> 1000 m²) en een kantoorgebouw (> 1000 m²). Eerst worden de bouw- en ereloonkosten voor het huidige Business-As-Usual (BAU) scenario bepaald. Vervolgens worden de kosten voor verschillende optimalisatiescenario's berekend:
  1. Materiaaloptimalisatie op basis van een hotspotanalyse (OPTIM 1)
  2. Compactere ontwerpvariant (OPTIM 2)
  3. Houtskeletvariant (OPTIM 3)
  4. Biogebaseerde variant met houtskelet (OPTIM 4)
  5. Combinatie van de compactere en de biogebaseerde variant (OPTIM 5)
De BAU- en OPTIM 1-scenario's worden voor alle vier gebouwen berekend, terwijl de andere scenario's alleen voor de woning en de school worden geanalyseerd. Toekomstige kosten worden geactualiseerd naar 2024 op basis van een reële discontovoet van 2%. Alle bouwkosten zijn exclusief technieken en vast meubilair, terwijl bij de berekening van de erelonen een vaste kost per m² wordt ingerekend voor de technieken en het vast meubilair, om een onderschatting van de erelonen te voorkomen. De milieuscore wordt berekend met TOTEM (Tool to Optimise the Total Environmental impact of Materials).

Resultaten

BAU scenario

De vloeren zorgen voor de grootste impact bij de vier gebouwen, zowel qua financiële kosten als milieu-impact. De productie- en constructiefase (A1-A5) maken een groot deel uit van de totale kosten en milieu-impact. Bij financiële kosten staan schoonmaak en onderhoud op de tweede plaats. Bij de milieu-impact heeft het energieverbruik tijdens de gebruiksduur ook een belangrijke bijdrage. De vervangingen zijn de derde grootste oorzaak van zowel de financiële kosten als de milieu-impact.
Het ereloon is opgesplitst in twee delen: ontwerp- en werfopvolging, en TOTEM-modellering. Het ereloon voor ontwerp en werfopvolging is afhankelijk van de investeringskost, complexiteit en grootte van het project. De ereloonkost per m² is redelijk gelijkaardig voor de vier gebouwen. Het ereloon voor TOTEM-modellering weegt zwaarder door bij de woning vanwege de relatief kleinere investeringskost. 

OPTIM 1 - Materialen

Door de materiaaloptimalisatie kunnen aanzienlijke milieu-impact reducties worden gerealiseerd. De reducties van de totale milieuscore variëren van 20% in het schoolgebouw tot 29% in het appartementsgebouw. Het vervangen van isolatie- en binnenafwerkingsmaterialen resulteerde in grote reducties. Zonder het type constructie te veranderen waren de structurele elementen in veel gevallen al optimaal. Bij vergelijking met de levenscycluskosten blijkt dat voor sommige materialen de kosten dalen, terwijl ze voor andere stijgen. De totale levenscycluskosten stijgen in de vier casestudies, met een toename van 4% in het kantoorgebouw tot 24% in het appartementsgebouw. 
De ereloonkosten voor het ontwerp en de werfopvolging volgen dezelfde trend als de investeringskost. Het ereloon voor de TOTEM-modellering ligt een stuk hoger voor de optimalisatie, aangezien er een hotspot-analyse en bijkomende modelleringen in TOTEM zijn gebeurd.

OPTIM 2 - Compact

Door de woning compacter te maken, daalt de milieu-impact en levenscycluskost van het gebouw sterk (-27% voor de milieu-impact en -25% voor de financiële kost). Per vierkante meter zijn deze milieu-impact en levenscycluskosten echter ongeveer gelijk met het BAU-scenario. De reden is de reductie van de vloeroppervlakte bij de compacte variant, waardoor de elementratio’s stijgen. Dit benadrukt het belang om in TOTEM niet alleen de impact per m² te rapporteren, maar ook voor het hele gebouw. Bij de school bleef de bruikbare vloeroppervlakte constant, waardoor deze vaststelling zich hier niet voordoet. Bij de school zorgt compact bouwen voor een verlaging van de milieu-impact met 8% en een verlaging van de levenscycluskost met 6%.
De ereloonkost voor het ontwerp en de werfopvolging volgt dezelfde trend als de investeringskost. Het ereloon voor de TOTEM-modellering ligt slechts een beetje hoger voor de compacte variant. Er is bijkomend werk om de woning en de school compacter te ontwerpen en een beetje werk om de nieuwe hoeveelheden in te vullen in TOTEM. 

OPTIM 3 - Hout

Door de structuur aan te passen naar een houtskeletstructuur, daalt de levenscyclusmilieu-impact van de woning met 20% en van de school met 18% per m². Dit resulteert bij de woning in een daling van de levenscycluskost van 13% en bij de school in een daling van 6%.
De ereloonkost voor ontwerp en de werfopvolging volgt dezelfde trend als de investeringskost en daalt voor de school met 3% en stijgt voor de woning met 4%. Het ereloon voor de TOTEM-modellering ligt hoger aangezien de woning en de school herontworpen moeten worden volgens een houtskeletbouw-systeem en vervolgens ook opnieuw gemodelleerd dienen te worden in TOTEM.

OPTIM 4 - Bio

In deze optimalisatie wordt de houtskeletvariant op basis van biogebaseerde materialen uitgewerkt. Dit leidt tot een reductie van de milieu-impact bij de school van 23% en bij de woning tot een reductie van 29% ten opzichte van het BAU-scenario, maar met een financiële meerkost van 9% voor de woning en 10% voor de school over de volledige levensduur.
De ereloonkost voor ontwerp en werfopvolging volgt dezelfde trend als de investeringskost. Bij de woning is er een stijging van 5% en bij de school van 2%. Het ereloon voor de TOTEM-modellering ligt hoger aangezien de woning en de school herontworpen moeten worden, zo veel mogelijk gebruik makend van biogebaseerde materialen, en vervolgens ook gemodelleerd moeten worden in TOTEM.

OPTIM 5 - Compact + Bio

Vanuit milieu-oogpunt levert de combinatie van compact bouwen en biogebaseerd bouwen het beste resultaat. Financieel gezien zou een betere uitkomst behaald worden door compact bouwen te combineren met de houtskeletvariant. Op gebouwniveau kan de milieu-impact met 28% (school) tot 31% (woning) worden verlaagd. De levenscycluskost van de woning stijgt met 11%, terwijl deze bij de school met 3% stijgt. 
De ereloonkost voor het ontwerp en de werfopvolging ligt lager dan voor het BAU-scenario aangezien er compacter gebouwd wordt. De besparing hiervan is groter dan de stijging van de investeringskost door het gebruik van biogebaseerde materialen en resulteert in een daling van 19% bij de woning en van 1% bij de school. Het ereloon gekoppeld aan de TOTEM-modellering is gelijkaardig aan dat van de materiaaloptimalisatie in OPTIM1. Er moet namelijk op twee fronten geoptimaliseerd worden, compactheid en biogebaseerde materialen. 

Grafieken

Responsive Image
Responsive Image
Opgelet, de kosten en impact zijn uitgedrukt per vierkante meter (vloeroppervlakte). Dit kan een vertekend beeld geven bij compacte gebouwen met een kleinere vloeroppervlakte. Deze gebouwen hebben doorgaans een lagere absolute impact, maar dat blijkt niet altijd uit de cijfers uitgedrukt per m². 

Conclusies

De studie toont aan dat door materiaal- en ontwerpoptimalisaties significante reducties (tot 30%) in de levenscyclusmilieu-impact van gebouwen bereikt kunnen worden. Hoewel sommige strategieën leiden tot meerkosten, zijn er ook optimalisatiescenario's die tot reducties in investeringskosten en/of levenscycluskosten kunnen leiden. Dit benadrukt het belang om al in de vroege ontwerpfasen de milieu-impact en kosten van ontwerpbeslissingen af te wegen.

U kan het volledige rapport hieronder downloaden. 

Team Onderzoek en Monitoring