Herbruikbaar cateringmateriaal en evenementen

De materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie is te hoog om duurzaam te zijn


De materialenvoetafdruk van Vlaanderen of Raw Material Consumption (RMC) is het totaal aan primaire grondstoffen die wereldwijd ontgonnen worden als gevolg van de Vlaamse consumptie. Deze primaire grondstoffen zijn mineralen, fossiele grondstoffen, biomassa en metalen. De Vlaamse consumptie omvat alle producten die in Vlaanderen geconsumeerd worden, ongeacht de producten geproduceerd zijn in Vlaanderen of geïmporteerd van elders. De materialenvoetafdruk houdt ook rekening met alle stroomopwaartse productieketens en het handelsverkeer voorafgaand aan deze consumptie.

De koolstofvoetafdruk van Vlaanderen omvat alle broeikasgasemissies die wereldwijd ontstaan als gevolg van de Vlaamse consumptie. De materialen- en koolstofvoetafdruk zijn sterk met elkaar verbonden.

Consumptiedomeinen die veel grondstoffen vragen (mobiliteit, voeding, bouw en consumptiegoederen) geven ook aanleiding tot de uitstoot van veel broeikasgassen. Circulaire economie is daardoor één van de sleutelelementen in het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Door te focussen op mobiliteit, voeding, bouw en consumptiegoederen zal zowel de materialenvoetafdruk als de koolstofvoetafdruk verlagen.

De manier waarop we omgaan met materialen (ontginning, transport, bewerking …) heeft niet alleen invloed op broeikasgasemissies, maar ook op biodiversiteitverlies, het uitsterven van diersoorten, bodem- en waterverontreiniging ... De voetafdrukindicatoren brengen de globale impact van onze consumptie in beeld.

Vlaanderen heeft een open economie die gekenmerkt wordt door een grote import en export van grondstoffen en producten. Om te voldoen aan onze behoeftes zijn we in Vlaanderen sterk afhankelijk van buitenlandse grondstoffen en producten. Als we ons enkel focussen op de milieu-uitdagingen binnen Vlaanderen bestaat het gevaar dat we de milieu-impact van onze consumptie gaan verschuiven naar het buitenland via internationale handel.

Ook bestaat het risico dat we de milieuwinsten van meer hergebruik en recyclage gaan onderschatten. De milieuwinsten die in het buitenland optreden ten gevolge van meer circulaire consumptie, meten we met voetafdrukindicatoren.

Als kennisknooppunt voor materialenbeheer is de OVAM sterk betrokken bij de ontwikkeling en opvolging van meetbare indicatoren voor een circulaire economie. De Vlaamse materialenvoetafdruk stelt de uitdaging van een circulaire economie helder.

Lees ook “De Vlaamse kringloopeconomie vertaalt zich nog niet in een verlaagde materiaalimpact” op de OVAM website als u meer inzicht wil krijgen in de relatie tussen de materialenvoetafdruk en andere macro-economische indicatoren.


De materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie is te hoog

De Vlaamse materialenvoetafdruk bedraagt 191 miljoen ton of 29,1 ton per inwoner in 2018. Het grondstoffenverbruik van de Vlaamse consumptie ligt volgens het IRP veel hoger dan wat duurzaam is.

Het UNEP International Resource Panel (IRP 2014) schat het duurzame verbruik van primaire grondstoffen op ongeveer zeven ton per persoon per jaar. Het IRP gaat hierbij uit van een gelijke toegang tot primaire grondstoffen voor iedereen ter wereld, zonder de jaarlijkse ontginning van grondstoffen te vergroten.

Responsive Image
Figuur 1. Voortschrijdend gemiddelde van de materialenvoetafdruk in ton/inwoner, volgens de Eurostat methodologie (RMC) en het Vlaams input-output model. Bron: Steunpunt CE (2020) en OVAM (2021)

Om de materialenvoetafdruk volgens de Eurostat-methodologie (RMC) te bepalen, worden meer dan 9000 handelsstromen omgezet naar ontgonnen grondstoffen met behulp van minder dan 200 coëfficiënten. De materialenvoetafdruk is dus een schatting. Het is belangrijker de trend op te volgen dan de absolute waarde van elk jaar te evalueren.

De materialenvoetafdruk is niet enkel te groot maar kent ook een toename. De materiaalproductiviteit, gemeten als de grootte van de economie (BBP) ten opzichte van de materialenvoetafdruk (RMC), vertoont geen duidelijke trend. Dit betekent dat de materialenvoetafdruk evenveel stijgt als onze economische groei. Maar dat willen we net vermijden.

De Vlaamse materialenvoetafdruk moet dalen. Vlaanderen mikt tegen 2030 op een afname van de materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie met 30 % (Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030) en tegen 2050 op een vermindering met grootteorde 75% (Beleidsnota Omgeving 2019-2024). Deze doelstellingen zijn enkel realiseerbaar door minder en efficiënter gebruik van primaire grondstoffen en door het sluiten van de materiaalkringlopen.

Naast de berekening met de Eurostat-methodologie, zijn de materialen- en koolstofvoetafdruk onderzocht aan de hand van een alternatieve methode: het Vlaamse milieu input-outputmodel (IO-model). De berekening met het IO-model is complexer, maar geeft inzicht in het belang van verschillende productiesectoren en consumptiedomeinen in de materialenvoetafdruk. De materialenvoetafdruk, berekend met het IO-model, ligt in lijn met de RMC berekend met Eurostat- methodologie.

De Vlaamse materialenvoetafdruk bedraagt in 2016 volgens het IO-model 180 miljoen ton of 27,9 ton per inwoner. Meer dan de helft van de Vlaamse materialenvoetafdruk is gekoppeld aan de consumptie van goederen en diensten door huishoudens.

Met het IO-model berekent het Departement Omgeving ook de Vlaamse koolstofvoetafdruk. Ook deze is te hoog. Om de gemiddelde globale temperatuurstijging te beperken tot 2°C moeten de mondiale broeikasgasemissies tegen 2050 verminderd worden tot gemiddeld 2 ton per capita. Meer informatie over de koolstofvoetafdruk van de Vlaamse consumptie en de 2°C-doelstelling vindt u op de website van Vlaanderen Statistiek of in het Milieurapport (MIRA).

Responsive Image
Figuur 2. Koolstof- en materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie in 2016 per vraagcategorie volgens het Vlaamse IO-model. Bron: Departement Omgeving (2021) & OVAM (2021).

Bijna 90% van onze materialenvoetafdruk bevindt zich in het buitenland

Volgens het Vlaamse milieu input-outputmodel heeft de Vlaamse consumptie een materialenvoetafdruk van 180 miljoen ton (data 2016). Van deze primaire grondstoffen is 149 miljoen ton of 83 % afkomstig van buiten Vlaanderen. Dit is de materialenvoetafdruk vanuit consumptieperspectief.

In Vlaanderen zelf werd 52 miljoen ton primaire grondstoffen geproduceerd. Dit is de materialenvoetafdruk vanuit productieperspectief. Slechts 25 miljoen ton van deze natuurlijke grondstoffen is nodig voor de finale consumptie van goederen en diensten door Vlaanderen. Het overige deel is gekoppeld aan productie bestemd voor buitenlandse consumptie.

De materialenvoetafdruk van de consumptie ligt in Vlaanderen dus meer dan drie keer hoger dan die van de productie.

Responsive Image
Figuur 3. Grondstoffen ontgonnen binnen Vlaanderen (productieperspectief) en door de Vlaamse consumptie (consumptieperspectief) in 2016 volgens het Vlaamse IO-model. Bron: OVAM (2021)


Mobiliteit, voeding, huisvesting en consumptiegoederen vergen de meeste materialen

De materialen- en koolstofvoetafdruk van de consumptie door de Vlaamse huishoudens hebben we in de grafiek hieronder opgesplitst over verschillende consumptiedomeinen. De materialenvoetafdruk van de Vlaamse huishoudens is voor 60 % gekoppeld aan voeding (excl. alcoholische dranken en catering), transport en huisvesting (incl. investering in woningbouw). Meer dan 70 % van de koolstofvoetafdruk van de Vlaamse huishoudens is ook gekoppeld aan dezelfde drie consumptiedomeinen. Consumptiegoederen (kleding en schoeisel, stoffering en huishoudelijke apparaten, diverse artikelen voor persoonlijk gebruik …) zijn verantwoordelijk voor 18 % van de materialen- en 12 % van de koolstofvoetafdruk.

Responsive Image
Figuur 4. Koolstof- en materialenvoetafdruk van de Vlaamse huishoudens in 2016 per consumptiedomein volgens het Vlaamse IO-model. Bron: Departement Omgeving (2021) & OVAM (2021)

Meer weten?

Meer over beleid en visie …

De OVAM zet zich in voor dematerialisatie en gesloten kringlopen. Deze omslag is een noodzaak omwille van verschillende uitdagingen: de schaarste aan natuurlijke hulpbronnen, de milieu-impact van ons huidige materialengebruik en de vraag naar nieuwe werkgelegenheid. Om tot een circulaire economie te komen, moet deze materialenproblematiek binnen een ruimere context geplaatst worden: binnen de verschillende beleidsdomeinen, met betrekking van alle maatschappelijke actoren en buiten de grenzen van Vlaanderen.

Als kennisknooppunt voor materialenbeheer is de OVAM sterk betrokken bij de ontwikkeling en opvolging van meetbare indicatoren voor een circulaire economie. Het Steunpunt Circulaire Economie ontwikkelt tegen eind 2021 een monitor van de circulaire economie in opdracht van Vlaanderen Circulair. De OVAM stelde, als partner in de transitie Circulaire Economie, een eerste selectie van indicatoren voor, die mogelijk kunnen figureren in deze CE-monitor. Momenteel bekijkt het Steunpunt samen met de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen en andere stakeholders hoe ze de monitor verder invult.

Aan de indicatoren moeten ook doelstellingen gekoppeld worden. De CE-monitor geeft op die manier het Vlaamse beleid een duidelijke richting en maakt beleidsevaluatie mogelijk. Daarnaast versterkt de monitor ook het bewustzijn en de actiedrang bij alle maatschappelijke actoren.

Meer cijfers …

De wereldwijde extractie van materialen in 2017 bedroeg meer dan 90 miljard ton. De globale onttrekking van grondstoffen is ten opzichte van 2010 met 20 % gestegen en zal naar verwachting nog eens verdubbelen tegen 2050 (IRP, 2021). Per persoon is de globale extractie gestegen van 11 ton in 2010 tot 12,1 ton in 2017 (eigen berekening, IRP, 2021 & UN, 2021).

De Vlaamse consumptie was in 2016 verantwoordelijk voor 0,20 % van de globale extractie van grondstoffen, maar alle Vlamingen samen maken maar 0,09 % uit van de wereldbevolking.

Met het globale model (Eora), waarop de berekening van de Vlaamse materialenvoetafdruk berust, bepaalde Giljum et al. (2019) de materialenvoetafdruk van meerdere landen voor 2010. In het algemeen hebben landen met een grotere welvaart ook een hogere materialenvoetafdruk. Waarom een specifiek land het beter doet dan een ander land werd niet onderzocht.

De materialenvoetafdruk van de Belgische consumptie behoort tot de hoogste in de wereld...

Responsive Image
Figuur 5. Materialenvoetafdruk van de consumptie voor een 40-tal landen in 2010 volgens Eora model. Bron: Giljam et al. (2019)

Bronnen


OVAM (2021). Materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie, update 2010-2016. Christis M., Borms L., & Vercalsteren A. (VITO) in opdracht van de OVAM.

Giljum S., Wieland H., Lutter S., Eisenmenger N., Schandl H., Owen A (2019). The Impacts of Data Deviations between MRIO Models on Material Footprints: A Comparison of EXIOBASE, Eora, and ICIO. Journal of Industrial Ecology, vol. 23(4), p. 946–58.

IRP (2021). Materialflows.net: The Material Flow Analysis Portal. International Resource Panel, United Nations Environment Programme, Nairobi, Kenya.

IRP (2014). Decoupling natural resource use and environmental impacts from economic growth, A Report of the Working Group on Decoupling to the International Resource Panel. International Resource Panel, United Nations Environment Programme, Nairobi, Kenya, 7 februari 2014.

Steunpunt Circulaire Economie (2020). Material flow analysis – Flanders 2002-2018. VITO in opdracht van Steunpunt Circulaire Economie, OVAM & EWI. Mol.

UN (2021). Population Databases: Total Population. United Nations, Department of Economics and Social Affairs, Population Division.

Departement Omgeving (2021). Koolstofvoetafdruk van de Vlaamse consumptie, update 2010-2016. VITO in opdracht van het Departement Omgeving.

Team Onderzoek en Monitoring