Rekenmodellen

Materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie

De materiaalstroomrekeningen laten toe een aantal indicatoren te berekenen die een beeld geven van het gebruik van materialen in Vlaanderen. De belangrijkste zijn Domestic Material Consumption (DMC), Direct Material Input (DMI), Raw Material Consumption (RMC) en Raw Material Input (RMI).


Het Steunpunt Circulaire Economie berekende in 2020 voor de eerste keer deIndicatoren voor materialenstromen in Vlaanderen voor de periode 2002-2018. In maart 2023 liet de OVAM door VITO een berekening van deze indicatoren uitvoeren voor 2019 en een update voor de jaren 2014-2018. In september 2023 volgde een nieuwe update voor de jaren 2020 en 2021. Door een verandering in methodologie berekende VITO een aangepaste tijdsreeks voor de periode 2010-2021. In juni 2024 voerde VITO een update uit voor het jaar 2022 én een herberekening van de ganse tijdsreeks 2010-2022. De resultaten zijn terug te vinden in het Circulair Materialenverhaal ‘Update van de Vlaamse materiaalindicatoren tot 2022’.

Methodologie

De indicatoren worden voor Vlaanderen berekend met behulp van de EW-MFA-methodiek van Eurostat. Onderstaande figuur toont een overzicht van de verschillende indicatoren en hun onderlinge relaties. Links vinden we de inputzijde van de economie met de binnenlandse extractie van materialen, de cultivering van gewassen en biomassa (Domestic Extraction Used, DEU). Een andere input is de invoer van goederen en diensten (import, IMP). Samen vormen zij alle materialen die in Vlaanderen beschikbaar zijn en gebruikt worden in de consumptie- of productieactiviteiten (Direct Material Input, DMI). Door dit te verminderen met de uitvoer van materialen (export, EXP), bekomen we een indicator voor alle materialen die in Vlaanderen geconsumeerd worden (Domestic Material Consumption, DMC).

Vervolgens worden de invoer en uitvoer in Raw Material Equivalents (RME) omgezet, dit houdt in dat alle materialen die nodig zijn in de voorketen voor de invoer en uitvoer van de producten worden meegerekend. Dit is met andere woorden de voetafdruk van de invoer en de uitvoer, waarbij het gebruik van primaire materialen doorheen de waardeketen gelinkt kan worden aan het finale product in de keten, met de finale consumptie als startpunt. Door bij de DEU de invoer in RME op te tellen verkrijgen we de Raw Material Input (RMI) dewelke het globale gebruik van grondstoffen inhoudt dat gelinkt wordt aan de input in de lokale economie. Wanneer bij de RMI de uitvoer in RME wordt afgetrokken, verkrijgen we de Raw Material Consumption (RMC), dewelke het totale en globale gebruik inhoudt van materialen om te kunnen voldoen aan de lokale vraag naar goederen en diensten.



Bron: OVAM op basis van Eurostat (2018)

Team Onderzoek en Monitoring