Dierlijke bijproducten

Vergisting

Vergisting is een anaëroob proces, waarbij micro-organismen de bio-massa afbreken. Door dit proces vormt zich biogas. Wat overblijft, is het digestaat dat men als meststof of bodemverbeterend middel gebruikt.


Wat mag wel/niet naar vergisting?

Er bestaan verschillende nabehandelingen voor het digestaat. Zo kan men het drogen of scheiden in een dikke en een dunne fractie. De dunne fractie wordt eventueel nog nabehandeld en de dikke fractie wordt verder gedroogd. 

Mogelijke inputstromen voor vergisting zijn: 

  • mest en maag- en darminhoud; 

  • energieteelten; 

  • plantaardig organisch-biologisch afval; 

  • dierlijke bijproducten van categorie 2 (beperkt tot mest, maag- en darminhoud, melkproducten en insectensubstraat) en 3; 

  • dierlijke bijproducten van categorie 1, beperkt tot glycerine van biodieselproductie (contacteer de OVAM voor toelichting over de voorwaarden). 

Volgende stromen zijn niet toegelaten: 

  • gft- afval; 

  • groenafval (uitgezonderd bermmaaisel onder bepaalde voorwaarden). 

Als men het digestaat als meststof of bodemverbeterend middel gebruikt, moeten alle inputstromen aan de VLAREMA-normen voldoen, in het kader van het niet-verdunningsprincipe. 

Een vergistingsinstallatie moet over een milieuvergunning beschikken. Voor het verwerken van afval is rubriek 2 van toepassing. 

Als er dierlijke bijproducten worden verwerkt, moet de exploitant ook beschikken over een erkenning in het kader van de Verordening 1069/2009. De OVAM levert deze erkenningen af als er hoofdzakelijk afvalstoffen worden verwerkt.  Als er hoofdzakelijk mest wordt verwerkt, is de Mestbank bevoegd en geeft de OVAM advies over het afvalstoffenluik. 

Het digestaat wordt ingezet als meststof of bodemverbeterend middel als het voldoet aan de VLAREMA-voorwaarden en beschikt over een keuringsattest van een certificeringsinstelling en een ontheffing van de FOD Volksgezondheid, Bescherming van de voedselketen en Leefmilieu. Gekoppeld aan het keuringsattest en de genoemde bestemming, krijgt het digestaat dan de productstatus en is het niet langer een afvalstof. 

Als het digestaat verdere verwerkingen ondergaat in een biologie of de biothermische droging, dan blijft het een afvalstof. De samenstelling van het digestaat kan nog wijzigen door de extra behandelingen. 

De vergisting van biomassa wordt ook ondersteund vanuit het hernieuwbare energiebeleid. Groenestroomcertificaten kunnen worden verkregen voor de productie van elektriciteit uit biogasverbranding in gasmotoren. Ook voor groene warmte / restwarmte (o.a. injectie van biomethaan in het aardgasnet) voorziet het Vlaams Energieagentschap ondersteuning. 

Vergisting van stromen besmet met mycotoxinen

De OVAM wordt regelmatig geconfronteerd met vragen uit de afvalverwerkende sector over de verwerking van met mycotoxine besmette organisch-biologische afvalstoffen.
Zolang er geen gegevens beschikbaar waren over de afbreekbaarheid van deze mycotoxinen tijdens het vergistingsproces, werd uit voorzorg steeds geadviseerd om de besmette stromen te verbranden. 
Volgens de ladder van Lansink en de Europese afvalstoffenhiërarchie is vergisting echter te verkiezen boven verbranding. 
Om deze besmette stromen al dan niet hoogwaardiger te kunnen valoriseren,  voerde de UGent een studie uit naar de biodegradeerbaarheid van mycotoxinen in anaerobe vergisting. Deze studie onderzocht eerst enkele mycotoxinen apart in spikingtesten. Daarna werden batch- en semi-continue testen op proefschaal uitgevoerd met reëel gecontamineerde stalen. 

Uit de resultaten is gebleken dat vergisting van mycotoxine gecontamineerde organisch-biologische afvalstoffen een veilig alternatief is en dat de gecontamineerde stromen geen invloed hebben op de methaanproductie. De verschillende mycotoxinen worden tijdens het vergistingsproces afgebroken. 
Enkel stromen besmet met ergot-alkaloïden mogen alleen verwerkt worden in thermofiele installaties, om een voldoende biodegradatie ervan te garanderen. Voor de andere mycotoxinen volstaat een mesofiel proces. 

Plantaardige organisch-biologische stromen besmet met mycotoxinen kunnen dus nog nuttig ingezet worden als input in vergistingsinstallaties, op voorwaarde dat ze voldoen aan de VLAREMA-normen. De OVAM zal verbranding niet meer als verwerkingsmethode opleggen. 

Dierlijke bijproducten besmet met mycotoxinen worden beschouwd als categorie 1-materiaal. Dit materiaal moet conform Verordening 1069/2009 worden vernietigd. Vergisting is voor deze stroom dus niet toegelaten. 

Door plantaardige organisch-biologische afvalstoffen in vergisting in te zetten, krijgen deze afvalstoffen een nuttige toepassing en sluiten wij de materiaalkringlopen. 

Meer weten over:

Nuttige links:

Team Bio