Het transport van asbest - gecategoriseerd onder UN2212 (amfibool) of UN2590 (chrysotiel) - valt onder de ADR-regelgeving. In sommige gevallen is er een vrijstelling, nl wanneer de asbestmaterialen zodanig in bindmiddel gedompeld of gefixeerd zijn, of wanneer ze zodanig verpakt zijn, dat tijdens het vervoer geen gevaarlijke hoeveelheden inadembare asbestvezels kunnen vrijkomen.
Deze vrijstelling vindt u terug in de “Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op een welbepaalde stof of voorwerp” (
hoofdstuk 3.3 van het ADR).
Om interpretatieverschillen over de draagwijdte van deze bepaling uit te klaren, sloten OVAM, DMOW, Denuo, VAB, VVSG, Embuild en Bouwunie een
sectorprotocol ‘veilig transport asbestafval’ af dat integraal deel uitmaakt van een
nationale afwijking ‘vervoer van afval van asbesthoudende materialen’ (gekend als individuele vergunning met nummer 2024/42).
Transporten van asbestafval die gebruik maken van deze vergunning, moeten enkel voldoen aan de voorwaarden die in het protocol en de vergunning zijn opgenomen. Voor transporten van asbestafval die niet voldoen aan deze voorwaarden, is het ADR volledig van toepassing.