De kronkels van de Winterbeek tot in de Kloosterbeemden
Please enter a valid video URL.
The URL can point to any video file or a Youtube video.
Het valleigebied van de Winterbeek wordt gekenmerkt door zeer natte veengronden waar mineraalarm grondwater opwelt. Men vindt er nog zeldzame soorten zoals wateraardbei, waterdrieblad en veenmossen - kenmerkend voor voedselarme omstandigheden.
Meer stroomafwaarts, in de Demerbroeken, zijn er dan weer uitgestrekte rietmoerassen en natte ruigten waar tal van vogelsoorten komen broeden. De omliggende droge Diestiaanheuvels zijn dan weer een ideale groeiplaats voor blauwe bosbes, struikheide, dalkruid.
Door de afwisseling van droge en natte omstandigheden en de overgang van voedselarme naar voedselrijke milieus herbergt de vallei van de Winterbeek een grote variatie aan biotopen, elk met hun typische fauna en flora. De vallei is daarom van uitzonderlijk belang voor het natuurbehoud en de biodiversiteit in Vlaanderen.
Grote delen van de vallei zijn aangeduid als natuurreservaat en genieten als Habitatrichtlijngebied zelfs bescherming op Europees niveau. Het is dan niet verwonderlijk dat dit authentieke beeklandschap veel wandelaars en natuurliefhebbers aantrekt. Landbouw en bewoning in het valleigebied zijn beperkt aanwezig. De landbouwers ter plaatse hebben hun landbouwactiviteiten grotendeels afgestemd op de natte eigenschappen van het valleigebied.
Naast de belangrijke natuurfunctie van het gebied, dient de vallei ook als natuurlijk overstromingsgebied. De bergingscapaciteit van de natuurlijke overstromingszones in deze vallei heeft een regulerende werking op hoge afvoeren. Het behoud van de natuurlijke overstromingszones is essentieel om te voorkomen dat meer stroomafwaarts de kans op wateroverlast toeneemt. De structuurkwaliteit van de Winterbeek is zeer waardevol. Er zijn weinig 'menselijke' ingrepen. Zo kent de beek praktisch geen oeververdediging en een nog natuurlijke loop met veel meanders.
Verontreiniging in overstromingsgebied
Uit onderzoek van de voorbije jaren bleek dat de Winterbeek over een traject van 17 km zwaar verontreinigd is met metalen en chloriden. Dit is het gevolg van vroegere industriële en huishoudelijke lozingen. De stoffen zijn meegevoerd door de stroming en hebben zich opgehoopt in de waterbodem. Ook de oevers van de beek zijn verontreinigd door het deponeren van ruimingsslib. Ondertussen zijn de lozingen van de verontreinigende stoffen aanzienlijk verminderd. De historische verontreiniging in de waterbodem blijft echter mobiel en komt zo ook terecht in de overstromingsgebieden.
De verontreiniging heeft zich in de Kloosterbeemden verspreid via een zijloop van de Winterbeek, namelijk de Grote Leigracht.
LIFE NARMENA focust hier op technieken om de metalen in het overstromingsgebied te saneren. In de Kloosterbeemden gaat dit over cadmium en arseen.
Saneringswerken
De opwaartse sanering van de Winterbeek liep enkele jaren en is nu afgerond.
Het laatste te saneren deelgebied is dat van de Kloosterbeemden en Demerbroeken. Aangezien dit een waardevol natuurgebied is worden ingrijpende werken waarbij de vervuiling wordt afgegraven best zoveel mogelijk vermeden. Het was van belang eerst de sanering in de stroomopwaarts gelegen deelgebieden af te ronden vooraleer hier te starten. De timing van het LlFE NARMENA proefproject werd hierop afgestemd.
Een natuurlijke vernatting
Er werden verschillende maatregelen genomen om het grondwater in het mondingsgebied te verhogen, zodat deze zone vrijwel permanent onder water komt te staan. Zo wordt onder andere water van de Demer opgestuwd en in het gebied geleid. In de ondergrond zullen hierdoor reductieprocessen optreden waardoor er sulfides gevormd worden die zich binden aan de metalen. De mobiliteit en biologische beschikbaarheid verminderen hierdoor sterk, waardoor de verontreiniging zich niet meer kan verspreiden en minder kan worden opgenomen door organismen. Een mogelijk neveneffect van deze techniek is de ongewenste mobilisatie van sommige andere chemische elementen, zoals fosfor, in anaerobe omstandigheden. Dit wordt gemonitord in de eerste jaren na de aanleg van het drasland.