Dierlijke bijproducten

Verbranden van dierlijke bijproducten

In Vlaanderen worden DBP stromen slechts uitzonderlijk verbrand zonder eerst verwerkt te worden.


Verbranding van Dierlijke Bijproducten (DBP)

Bij het verwijderen van DBP geldt net als bij het verwerken van andere afvalstoffen, de verwerkingshiërarchie (vermijden-hergebruik-inzetten als materiaal-inzetten als energiebron- storten).
Maar bij DBP moeten we ook rekening houden met de wettelijke bepalingen in de Verordeningen 1069/2009 en 142/2011 die niet alle verwerkingsmogelijkheden toelaten.
Cat 1 materiaal moet verplicht verwijderd worden en mag nooit als materiaal ingezet worden.
In Vlaanderen worden cat 1 stromen, samen met cat 2 stromen verwerkt tot melen en vetten (link naar verwerking van DBP). De melen en vetten die ontstaan worden volledig als cat 1 materiaal beschouwd en moeten verwijderd, in dit geval verbrand worden.
Ook bepaalde cat 3 DBP worden verwerkt tot vetten en melen (link naar verwerking DBP). Deze  vetten en melen kunnen echter als materiaal worden ingezet en mogen op basis van het verbrandingsverbod (artikel 4.5.2 van het VLAREMA) niet verbrand worden.
Deze stromen kunnen hun toepassing vinden in veevoeding, petfood, technische toepassingen, …

Verbranden van vetten

Er zijn in Vlaanderen een aantal inrichtingen vergund voor het verbranden van cat 1 vetten. Deze installaties dienen te voldoen aan de normen voor afvalverbranding.
Cat 3 vetten moeten op basis van de verwerkingshiërarchie ingezet worden als materiaal. Elektriciteitsopwekking door verbranding is echter een reëel alternatief dat bepaalde ecologische voordelen kent en dat door de stimuleringsmaatregelen voor groene stroom in Vlaanderen ook economisch aantrekkelijk is.
Sinds 2009 wordt er jaarlijks een contingent categorie 3 dierlijk vet en gebruikte frituurvetten en – oliën vrijgegeven ter verbranding met energierecuperatie. De procedure hiervoor wordt in artikel 4.5.3 van het VLAREMA beschreven.

Cementindustrie

De melen die ontstaan bij het verwerken van cat 1 DBP moeten verwijderd worden en mogen niet als materiaal worden ingezet.
Deze melen kunnen verbrand worden in een verbrandingsinstallatie vergund voor het verbranden van dierlijke afvalstoffen of ze worden ook vaak verbrand in de cementindustrie.
In Vlaanderen beschikken we niet over cementinstallaties. Deze stromen worden dan ook vaak afgevoerd naar Wallonië.

Huisvuilverbrandingsinstallaties

In het verleden werd het 'rechtstreeks verbranden van dierlijk afval' opgenomen in de vergunningen van een aantal huisvuilverbrandingsinstallaties in Vlaanderen. Deze installaties hadden hiervoor geen specifieke rubriek, omdat deze in het verleden niet opgenomen was in de indelingslijst van VLAREM I.
In de huidige indelingslijst is er voor het verbranden van dierlijke bijproducten wel een rubriek voorzien, namelijk rubriek 2.3.4.1.l.
Bij de huisvuilverbrandingsinstallaties die aangeven ook dierlijke bijproducten te willen verbranden (onder andere bij calamiteiten of in andere uitzonderlijke gevallen), moet deze rubriek in de omgevingsvergunning  worden opgenomen.
Het is echter niet de bedoeling alle dierlijke bijproducten richting huisvuilverbrandingsinstallaties te sturen. Volgens het geldende Vlaamse afval- en materialenbeleid, geniet verwerking tot eindproducten die als materiaal kunnen ingezet worden de voorkeur.

Verstoken

In de Europese Verordening 1069/2009 wordt als mogelijke verwerkingsmethode ook verstoken genoemd.
Verstoken is het gebruiken van dierlijke producten of afgeleide producten als brandstof. De dierlijke bijproducten of afgeleide producten zijn in dit geval geen afvalstoffen.
In het Vlaamse gewest bestaat hiervoor momenteel nog geen kader.

Dierencrematoria

Overleden gezelschapsdieren, volgens Verordening 1069/2009 als categorie 1-materiaal gecatalogeerd, kunnen rechtstreeks verbrand worden in een dierencrematorium.
Een dierencrematorium moet beschikken over een Omgevingsvergunning (rubriek 2.3.4.1.i) en een erkenning in het kader van de Verordeningen 1069/2009 en 142/2011.
Tot voor de VLAREM wijziging van 3 mei 2019 (gepubliceerd 1 oktober 2019) mochten er in een dierencrematorium enkel overleden gezelschapsdieren gecremeerd worden. Door deze VLAREM wijziging wordt het echter ook toegelaten andere dieren dan gezelschapsdieren (vb. paarden, kleine landbouwhuisdieren …) te cremeren.
De enige beperkingen zijn dat:

  • de dieren in zijn geheel in de crematie-oven moeten ingebracht kunnen worden;

  • de kosten voor ophalen en cremeren niet kunnen verhaald worden op de Vlaamse overheid.

Vlaanderen beschikt over een goed uitgebouwd inzamel- en verwerkingsnetwerk voor dode landbouwhuisdieren, dat deels door de Vlaamse overheid wordt gefinancierd. Dit blijft het eerstelijns inzamelsysteem voor dode landbouwhuisdieren. Het circuit van de dierencrematoria is voorbehouden voor particuliere eigenaars van landbouwhuisdieren.
Dekentjes, knuffels, speelgoedjes en dergelijke mogen niet mee verbrand worden.
De assen die ontstaan tijdens een crematie kunnen:

  • worden meegenomen door de eigenaar;

  • worden uitgestrooid op een strooiweide verbonden aan het crematorium;

  • worden verwijderd als afvalstroom van het dierencrematorium.

Team Bio