Gebruik van bodemmaterialen (grondverzet)

Hoe voert u grondverzet uit volgens de wettelijke regels van de kunst?

Hier vindt u de standaardprocedures en codes van goede praktijk specifiek voor grondverzet


In de grondverzetsregeling worden standaardprocedures en codes van goede praktijk gebruikt. Daarmee wordt gegarandeerd dat iedereen volgens dezelfde regels werkt. In de standaardprocedures zijn de basisregels voor de opmaak van de bodemonderzoeken vastgelegd. De codes van goede praktijk zorgen ervoor dat de grondwerken op een verantwoorde wijze uitgevoerd worden.

Bodemonderzoek

Het onderzoek voor het gebruik van de bodemmaterialen gebeurt volgens de standaardprocedure voor de opmaak van een technisch verslag en volgens de standaardprocedure voor de uitvoering van een studie van de ontvangende grond. In het technisch verslag wordt de kwaliteit van de bodemmaterialen bepaald om het beoogde gebruik na te gaan. U vindt er terug wat minstens onderzocht moet worden. De studie van de ontvangende grond heeft als doel om voor het ontvangende terrein de maximale concentraties aan verontreinigende stoffen te bepalen die in de aan te voeren bodemmaterialen aanwezig mogen zijn.

Bij de opmaak moet u ook rekening houden met de onderzoeksmethodiek van de leidraad asbest. Een gebruikswaarde voor niet genormeerde parameters kunt u afleiden volgens de methodiek beschreven in de VITO-studie voor de afleiding van gebruikswaarden voor bodemmaterialen. Verontreinigende stoffen in de bodem worden door regenwater uitgespoeld naar het grondwater. Nochtans staan de huidige bodemsaneringsnormen voor bodem en grondwater los van elkaar. Dit betekent dat voldoen aan de bodemsaneringsnorm voor de vaste fase niet noodzakelijk de bescherming van de grondwaterkwaliteit garandeert.

In het geval u een waterbodemonderzoek moet uitvoeren zie webpagina 'Waterbodem'.

Een oriënterend of beschrijvend bodemonderzoek geldt niet als een technisch verslag. Evenmin kan een bodemsaneringsproject als technisch verslag gebruikt worden. Wel kan bij de opmaak van het technisch verslag maximaal gebruik worden gemaakt van de gegevens opgenomen in eerder uitgevoerde bodemonderzoeken.

Kadastrale werkzone

De regeling voor het gebruik van bodemmaterialen als bodem binnen de kadastrale werkzone geeft de grondwerkers een ruimere bewegingsmarge binnen de projectzone, zonder dat bijkomende milieurisico’s ontstaan. De kadastrale werkzone wordt afgebakend volgens de code van goede praktijk voor het afbakenen kadastrale werkzone. In deze zone moet op een correcte manier omgegaan worden met de bodemmaterialen. Bij de uitvoering van de werken moet u rekening houden met de regels van de code van goede praktijk voor het gebruik van bodemmaterialen in een kadastrale werkzone.

Gebruik ter plaatse

Het begrip ‘zone voor het gebruik ter plaatse’ is van belang voor projecten waarbij de uitgegraven bodem op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in dezelfde toepassing teruggebracht wordt. Een zone voor gebruik ter plaatse kan enkel voor welbepaalde projecten afgebakend worden. Deze projecten worden gegeven in de code van goede praktijk voor het afbakenen van een zone voor gebruik ter plaatse. Bij de uitvoering van de werken moet u rekening houden met de code van goede praktijk voor het gebruik van bodemmaterialen in een zone voor gebruik ter plaatse.

Oeverdeponie van de waterbodem

Wanneer in het kader van bagger-of ruimingswerken specie op de oever wordt gedeponeerd, zijn de bepalingen van het VLAREBO van toepassing. Dit wil zeggen dat bij het deponeren van specie op de oever te allen tijde moet worden voorkomen dat de gehalten aan verontreinigingsparameters in de bodem van de aanpalende oever verontreinigen. De procedure voor oeverdeponie voor ontwatering van bagger- en ruimingsspecie en de procedure voor oeverdeponie bij noodruimingen reglementeert de tussentijdse uitspreiding van de bagger- en ruimingsspecie op de oevers van de waterloop met het oog op de ontwatering of in geval van noodruiming, en in afwachting van de afvoer of gebruik.

Opvulling van groeves en graverijen

Voor het opvullen van een groeve of graverij met niet-verontreinigde bodemmaterialen kunnen, mits toegestaan in de milieuvergunning, bodemmaterialen worden gebruikt die niet voldoen aan de waarden voor vrij gebruik. De waarden die toegestaan zijn in de milieuvergunning worden bepaald door een studie, uitgevoerd door een erkend bodemsaneringsdeskundige. In de studie wordt het bewijs geleverd dat het gebruik van de bodemmaterialen voor de opvulling van de groeve of graverij geen verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen geen extra risico oplevert. De richtlijnen voor de uitvoering van de studie zijn opgenomen in de standaardprocedures:

Tijdelijke opslag

Tussentijdse opslagplaatsen van uitgegraven bodem, centra voor grondreiniging en inrichtingen voor de opslag en ontwatering van bagger- en ruimingsspecie moeten de traceerbaarheid van de aanvaarde bodemmaterialen garanderen. De code van goede praktijk voor opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen heeft tot doel de interne werking en de procesvoering van de stromen bodemmaterialen transparant en controleerbaar te maken.

Het kwaliteitsreglement in het kader van de erkenning of certificatie van een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem, een centrum voor grondreiniging of een centrum voor de opslag en ontwatering van bagger- en ruimingsspecie is nodig indien de vergunde inrichting erkend of gecertificeerd wil worden. Door te werken volgens het kwaliteitsreglement wordt de traceerbaarheid van de aanvaarde bodemmaterialen gegarandeerd. Met de erkenning kan de inrichting dan bodembeheerrapporten afleveren voor de bodemmaterialen die ze verhandelen.

Gebruik van bodemmaterialen

Bodemmaterialen die de bodemsaneringsnormen van een standaardbodem van bestemmingstype III (woongebied) overschrijden, moeten vóór het gebruik als bodem worden gereinigd en dit volgens de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen. Als ook bouwkundig bodemgebruik of gebruik in een vormvast product niet mogelijk is, kunnen deze bodemmaterialen aan verminderde milieuheffing naar een vergunde stortplaats afgevoerd worden. De evaluatie van de reinigbaarheid en de procedure voor de aanvraag van de verminderde heffing is opgenomen in de code van goede praktijk voor bepaling van de reinigbaarheid van bodemmaterialen.

Voor het gebruik van bagger- en ruimingsspecie wordt enerzijds vanuit milieukundig en bouwtechnisch oogpunt ingevuld, maar er wordt anderzijds ook rekening gehouden met onder meer de afzetmogelijkheden van de gebaggerde volumes. Bagger- en ruimingsspecie die bouwtechnisch of milieukundig geschikt is, wordt zo veel mogelijk gebruikt, tenzij de kostprijs hiervoor, in vergelijking met andere materialen, zeer hoog is. De invulling van ‘valorisatie’ gebeurt volgens het BATNEEC-principe en gebeurt volgens de code van goede praktijk voor de valorisatie van bagger- en ruimingsspecie.

Artikel 171 van het VLAREBO bepaalt dat de minister, op voorstel van de OVAM, een lijst vaststelt van toepassingen waarin bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik en in een vormvast product kunnen worden gebruikt. De lijst van toepassingen voor bouwkundig bodemgebruik en gebruik in een vormvast product schept duidelijkheid voor de uitvoerende aannemers. De ervaring heeft echter geleerd dat het niet mogelijk is om alle mogelijke gevallen te voorzien in deze lijst. Het is echter zeer belangrijk dat een objectieve en helder beschreven procedure wordt vastgelegd om nieuwe toepassingen te valideren. De technische bepalingen en de procedure zijn vastgelegd in de code van goede praktijk voor de bepaling van een nieuwe toepassing voor bouwkundig bodemgebruik.

Na aanvaarding door de OVAM van een nieuwe toepassing voor het gebruik van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik of gebruik in een vormvast product wordt deze toepassing gepubliceerd op de website van de OVAM.
​​​​​​​Navolgende toepassing is onder voorwaarden aanvaard door de OVAM:

Niet genormeerde parameters

Voor parameters die niet opgenomen zijn in bijlage IV, V of VI van het VLAREBO, gaat de erkende bodemsaneringsdeskundige bij het evalueren van het analyseresultaat uit van eigen opgestelde toetsingswaarden. Deze toetsingswaarden worden afgeleid volgens:

  • Ofwel de methodologie in het rapport ‘Afleiding en onderbouwing gemeenschappelijk normenkader voor grondstoffen en uitgegraven bodem in Vlaanderen’ (Broos et al., 2015). Dit document gaat in op de principes en methodes gehanteerd bij het berekenen van de risico-gebaseerde grenswaarden voor vrij gebruik als bodem en als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product en geeft richtlijnen voor het afleiden van waarden voor niet-genormeerde parameters.
  • Ofwel de methodologie in het document ‘Basisinformatie voor risico-evaluatie’ dat in verschillende delen beschikbaar is op onze website.

Bodembeheer