Producten onder UPV

Zwerfvuil

De producenten van producten die vaak in het zwerfvuil terug te vinden zijn, moeten meebetalen aan de kosten voor het opruimen van het zwerfvuil dat ontstaat door hun producten.


Vanaf 2026 moeten de producenten van producten die vaak in het zwerfvuil terug te vinden zijn meebetalen aan de kosten voor het opruimen van zwerfvuil dat ontstaat door hun producten (UPV Zwerfvuil). Dit alles is vastgelegd in het Interregionaal Samenwerkingsakkoord voor Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid voor bepaalde afvalstromen en voor zwerfvuil (ISA UPV-zwerfvuil)

Wat is de link met de Europese SUP-richtlijn (Single Use Plastics)?

De Europese SUP-richtlijn is de basis. Deze verplicht lidstaten om maatregelen te nemen tegen plastic wegwerpproducten omwille van hun milieu-impact (2023). Naast verbodsbepalingen (zoals rietjes, bestek, EPS-verpakkingen) bevat de richtlijn ook een financiële verantwoordelijkheid: producenten moeten bijdragen aan de kosten van inzameling en opruiming van zwerfvuil dat door hun producten ontstaat.
Dit principe is expliciet opgenomen in artikel 8 van de SUP-richtlijn.

UPV Zwerfvuil = uitvoering van SUP-richtlijn in België

De Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid voor Zwerfvuil (UPV Zwerfvuil) is een bevoegdheid van de gewesten en een onderdeel van de Belgische invulling van die verplichting:

  • Producenten van producten die vaak als zwerfvuil eindigen (bv. drankverpakkingen, sigaretten met filters, vochtige doekjes, ballonnen) moeten financieel bijdragen aan opruimkosten en preventie van zwerfvuil;
  • Dit gebeurt binnen het juridische kader van een interregionaal samenwerkingsakkoord (ISA) tussen de drie Belgische gewesten (Vlaanderen, Wallonië en Brussel);
  • De regeling vervangt vroegere vrijwillige overeenkomsten en maakt de bijdrage wettelijk verplicht. 

Waarom interregionaal?

Het interregionaal samenwerkingsakkoord (ISA) werd door de drie gewesten: Vlaanderen, Wallonië en Brussel, uitgewerkt om één uniforme regeling op het hele Belgische grondgebied te hebben. Dit biedt eveneens een sterker juridisch kader en sluit aan bij de realiteit van de nationale markt.

Wat is de financiële impact?

Deze nieuwe zwerfvuilheffing voor producenten moet bijdragen aan de vergoeding van de kosten van overheidsinstanties voor o.a. het opruimen van zwerfvuil en het leegmaken van vuilnisbakken. Voor Vlaanderen wordt de bijdrage van producenten geraamd op ± 71,5 miljoen euro per jaar, goed voor ongeveer 44% van de geschatte Vlaamse zwerfvuilkosten. De overige 56% blijft ten laste van de overheid. De totale zwerfvuilkosten in Vlaanderen worden geraamd op 164 miljoen euro (2021).

Welke overheidsinstanties worden jaarlijks vergoed?

Verschillende overheidsinstanties, zoals Vlaamse lokale besturen, de Vlaamse agentschappen (AWV, ANB, DVW en VMM) en het initiatief Mooimakers ontvangen jaarlijks een vergoeding voor de kosten die ze maken in de strijd tegen zwerfvuil.
Voor alle Vlaamse gemeenten samen, gaat het om een vergoeding van ongeveer 61 miljoen euro.

Wanneer wordt de vergoeding uitbetaald?

De eerste heffing is verschuldigd in 2026 en moet uiterlijk op 15 april 2027 worden betaald. Om gemeenten al in 2026 gedeeltelijk te vergoeden, wordt in 2026 een voorafbetaling van 50% van het heffingsbedrag voorzien. Vanaf dan zal er jaarlijks een voorschot van 50% en het nog verschuldigde bedrag van het voorgaande jaar uitbetaald worden.

Aan welke acties moeten lokale besturen deze zwerfvuilvergoeding besteden?

De vergoeding is voor de kosten die rechtstreeks verband houden met het beheer van zwerfvuil. Volgens het Vlaamse samenwerkingsakkoord en de Europese SUP-richtlijn gaat het om:
•    Opruimen van zwerfvuil: zowel machinaal als manueel veegvuil verwijderen.
•    Beheer en ledigen van publieke vuilnisbakken.
•    Bewustmakingsmaatregelen: campagnes om burgers bewust te maken en zwerfvuil te voorkomen.
•    Rapportering over de kosten en hoeveelheden 

Het Lokaal Materialenplan 2023-2030 legt aan lokale besturen ook enkele verplichtingen op in het kader van de zwerfvuilvergoeding. 
Elk lokaal bestuur:
•    heeft een vuilnisbakkenplan tegen het einde van de planperiode of heeft het bestaande vuilnisbakkenplan geoptimaliseerd; 
•    brengt zwerfvuil- en/of sluikstortgevoelige locaties (hotspots) in kaart en treft maatregelen om de problematiek daar terug te dringen; 
•    handhaaft effectief en efficiënt op zwerfvuil en sluikstorten via het GAS-reglement en/of artikel 12 van het Materialendecreet.

Op welke ondersteuning kunnen lokale besturen rekenen?

Lokale besturen kunnen voor ondersteuning, expertise en sensibilisering rekenen op het initiatief Mooimakers.

UPV

Hebt u een vraag voor dit team? Stel ze hier:

Adres
Stationsstraat 110
2800 Mechelen
Route en bereikbaarheid