Bodemkwaliteit versterken via bodemzorg

Gebruiksadviezen

Bij bodemverontreiniging kan je als eigenaar of gebruiker van een terrein geconfronteerd worden met vragen over hoe je met deze situatie om moet gaan. Gebruiksadviezen geven daarom concrete praktische handvatten.


Wat zijn gebruiksadviezen?

Gebruiksadviezen geven informatie en advies over de mogelijkheden voor gebruik van een verontreinigde grond. Gebruiksadviezen hebben voornamelijk een signaalfunctie. In tegenstelling tot gebruiksbeperkingen houden ze geen verplichtingen in.

Wat is het doel van gebruiksadviezen?

  • Betrokkenen correct informeren.
  • Betrokkenen bewust maken van de gevolgen en risico’s van de verontreiniging bij een wijziging van het terreingebruik.
  • Bij twijfel over de gevolgen bij een wijziging van het terreingebruik kan een nieuwe risico-evaluatie worden uitgevoerd.
  • Inzicht geven in de invloed van aanwezige verontreiniging bij het plannen van een nieuw gebruik of wijziging van het huidig gebruik.
  • Risico-gebaseerde bodemsanering stimuleren en toch een optimaal gebruik van gronden verwezenlijken zonder bijkomende risico’s.

Wanneer worden de gebruiksadviezen geformuleerd?

De bodemsaneringsdeskundige formuleert gebruiksadviezen in het beschrijvend bodemonderzoek of in het eindevaluatieonderzoek van de bodemsaneringswerken voor elke grond waarop een bodemverontreiniging aanwezig is.

Enkel voor GA6 kunnen de gebruiksadviezen ook in het oriënterend bodemonderzoek geformuleerd worden. 

Wanneer zijn er gebruiksadviezen nodig?

Als de bodemverontreiniging op een grond een actueel of potentieel risico vormt, worden in afwachting van de sanering gebruiksadviezen geformuleerd om dit risico te beheersen.
Als de bodemverontreiniging op een grond geen actueel of potentieel risico vormt op basis van de bestaande situatie maar wel een mogelijke impact of gevolgen kan hebben bij toekomstige gebruikssituaties of handelingen (bv. bij het graven in gronden, het onttrekken en/of gebruik van grondwater, bij wijziging in terreingebruik of bij een bestemmingswijziging ten opzichte van de huidige bestemming), maakt het gebruiksadvies duidelijk welke maatregelen of acties eventueel nodig kunnen zijn.

Wanneer zijn er geen gebruiksadviezen nodig?

Als de risico-evaluatie aantoont dat er geen risico uitgaat van een bepaald bodemgebruik (bijvoorbeeld het verwijderen van verharding, moestuin), moet hiervoor geen gebruiksadvies gedefinieerd worden.

Gebruiksadviezen mogen niet gebruikt worden om bodemsanering te vermijden. Indien de bodemverontreiniging een potentieel risico vormt in een 'realistisch' scenario, is een bodemsanering noodzakelijk.

Hoe worden gebruiksadviezen vermeld op het bodemattest?

Gebruiksadviezen worden op het bodemattest vermeld zodat de (toekomstige) eigenaar of gebruiker van een grond op de hoogte is van de mogelijke impact van de bodemverontreiniging.
Gebruiksadviezen worden op het bodemattest onder vorm van een code met bijhorende standaardzin vermeld, uitgezonderd het gebruiksadvies met code GA5 (geen standaardzin).
Aan de hand van informatieve illustraties verkrijgt u hieronder meer info over de codes. Klik hiervoor op de overeenkomstige code(s) hieronder. Voor de codes GA1, GA2 en GA3 (zonder vermelding van een subcode) zijn alle overeenkomstige subcodes van toepassing (bv. code GA2 omvat alle subcodes GA2a tot en met GA2d).

GA1a - Door de grondverzetregeling zijn er beperkingen voor het gebruik van de uitgegraven bodem.
GA1b - Bij graafwerken is het aangewezen om maatregelen te nemen om blootstelling aan de verontreiniging te voorkomen.
GA2a - Bij de uitvoering van bemalingen is het aangewezen om maatregelen te nemen om de verspreiding van de grondwaterverontreiniging tegen te gaan.
GA2b - Het wordt afgeraden om het grondwater te gebruiken als drinkwater of voor persoonlijke hygiëne. Ook gebruik van drenkwater voor vee is af te raden.
GA2c - Het wordt afgeraden om het grondwater te gebruiken voor de tuin. Ook een industriële toepassing zonder de risico's te laten evaluaren, is af te raden.
GA2d - Wordt het grondwater gebruikt voor doeleinden zoals een warmtepomp, dan wordt aangeraden om maatregelen te nemen ter bescherming van het systeem.
GA3a - Het is niet aangewezen om een bestaande verharding op het terrein weg te nemen.
GA3b - Het is niet aangewezen om een moestuin aan te leggen op het perceel.
GA3c - Het is niet aangewezen om dieren te kweken op het perceel.
GA3d - Wijzigt het terreingebruik door bijvoorbeeld afbraak of nieuwbouw, dan is een evaluatie van de mogelijke risico's aangewezen.
GA3e - Worden boringen uitgevoerd of ondergrondse leidingen aangelegd, dan is het aangewezen om maatregelen te nemen om de verticale verspreiding van de verontreiniging te beperken.
GA3f - Bij het (her)aanleggen van ondergrondse leidingen is het aangewezen om de blootstelling voor werknemers te beperken en maatregelen te nemen om permeatie door de (drinkwater)-leidingen te voorkomen.
GA4 - Bij de herontwikkeling van het terrein met een bestemmingswijziging is een nieuwe risico-evaluatie aangewezen.
GA5 - Gebruiksadvies dat niet valt onder één van de gebruiksadviezen GA1 tot en met GA4. Gebruiksadvies GA5 wordt bepaald en omschreven door de bodemsaneringsdeskundige.
GA6a    Het is aangewezen om bij bebossing rekening te houden met locatiespecifieke voorwaarden in kader van de nazorg van de stortplaats (bv. i.v.m. de aangebrachte afwerkings- en afdeklagen).
GA6b    Bij onderhoud/beheer van het bos is het is aangewezen om enkel te kappen of te snoeien. Hierbij is het aangewezen dat bomen niet hoger worden dan 10m.    
GA6c    Het wordt afgeraden om een speelbos in te richten in de zone met stortmateriaal of om wandelpaden gelijkvloers doorheen de zone met stortmateriaal aan te leggen.    
GA6d    Bij graafwerken is het aangewezen om GA1a en GA1b toe te passen. Deze werken moeten gebeuren onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige. 
GA6e    Het is aangewezen om enkel professionelen in te zetten voor de aanplant, het beheer en onderhoud van het bos. Daarbij is het gebruik van de juiste PBM’s noodzakelijk.     
GA6f    Het is aangewezen om enkel professionelen in te zetten voor de aanplant, het beheer en onderhoud van het bos. Het gebruik van meetapparatuur is daarbij noodzakelijk.
In sommige gevallen zijn de gebruiksadviezen als bijlage bij het bodemattest gevoegd. Doorgaans zijn dit gebruiksadviezen die al vóór het gebruik van de codes werden geformuleerd.

Hoe lang blijft een gebruiksadvies geldig?

De gebruiksadviezen zijn opgesteld op basis van redelijk te verwachten handelingen op de grond binnen een periode van 5 jaar. De bodemdeskundige kan een einddatum bepalen. In dat geval blijft dit gebruiksadvies tot die datum op het bodemattest staan. Indien er geen einddatum is ingegeven, dan verschijnt het gebruiksadvies gedurende 5 jaar op het bodemattest.

Aanpassen of opheffen van gebruiksadviezen

Een bodemsaneringsdeskundige kan enkel in een beschrijvend bodemonderzoek of eindevaluatieonderzoek een gebruiksadvies gemotiveerd aanpassen of opheffen.

Bodembeheer