Afhankelijk van de resultaten van het oriënterend bodemonderzoek kan de OVAM de exploitant, die de melding van sluiting doet, aanmanen om over te gaan tot het
beschrijvend bodemonderzoek, eventuele
bodemsanering en eventuele nazorg voor de vastgestelde bodemverontreiniging. Dit gebeurt binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het meldingsformulier van sluiting. Als er een bodemsanering nodig is, is de OVAM eveneens bevoegd om een
financiële zekerheid te eisen van de exploitant als waarborg voor de uitvoering van de saneringswerken.
De exploitant kan een vrijstelling van de saneringsplicht aanvragen als hij aantoont dat hij de bodemverontreiniging niet zelf heeft veroorzaakt en dat die tot stand is gekomen voor het tijdstip waarop hij de grond in exploitatie nam. Als de OVAM echter aantoont dat een rechtsvoorganger de verontreiniging heeft veroorzaakt of dat deze tijdens de exploitatie van een rechtsvoorganger is ontstaan, is de exploitant alsnog saneringsplichtig.