Vakinformatie over het asbestattest

Veelgestelde vragen vakinformatie

Inspectiegebied

Mag de asbestdeskundige bij de verkoop van een appartementsgebouw met 10 appartementen, dat in één keer overgedragen wordt van één eigenaar/verkoper naar één nieuwe eigenaar/koper, alles opnemen in één attest?

Neen, de asbestdeskundig mag niet alle appartementen opnemen in 1 asbestattest, want er mag maximum één wooneenheid opgenomen worden in één attest. Een appartement komt overeen met een wooneenheid. Er moeten dus minstens 10 attesten opgesteld worden voor de 10 individuele appartementen. Het attest voor de gemeenschappelijke delen moet pas opgesteld worden bij een verkoop vanaf 1 mei 2025 of uiterlijk op 31 december 2031. Het mag uiteraard ook nu al opgesteld worden. Als de eigenaar beschikt over een asbestattest moet die een kopie van het attest overhandigen aan de huurder.
 

Hoe kan een asbestdeskundige een asbestattest opmaken voor een woning die geen huisnummer heeft?

Bij de ontwikkeling van de databankapplicatie hebben we rekening gehouden met de mogelijkheid dat bepaalde gebouwen geen huisnummer hebben.

De asbestdeskundige heeft bij het ontbreken van een huisnummer de mogelijkheid om op een alternatieve manier het inspectiegebied te identificeren: identificatie via het perceelnummer, manueel toevoegen van een busnummer, … 

Per asbestattest is het inspectiegebied ook afgebakend door een polygoon op de kaart. Die polygoon maakt een stabiele ruimtelijke identificatie van de geïnspecteerde locatie mogelijk ongeacht wijzigende perceels- of huisnummers. 
 
 

Communicatie met opdrachtgever

Wat moet ik doen als een opdrachtgever weigert dat ik monsters neem?

U moet de opdrachtgever goed informeren over de gevolgen van de weigering.

Een opdrachtgever heeft de mogelijkheid om monsternames te weigeren. Net zoals bij een onderzoeksbeperking (bv. omwille van hoogte, veiligheid) of risico op schade die groter is dan inherente schade, duidt de ADI het materiaal aan als asbestverdacht zonder een monster te nemen. Deze weigering komt best op een geïnformeerde wijze tot stand om klachten te vermijden.

‘Asbestverdachte’ materialen worden beschouwd als ‘asbesthoudend’ tenzij de afwezigheid van asbest met zekerheid wordt aangetoond op basis van een geldige monstername en analyse. Geen monster nemen heeft dus gevolgen voor de eindconclusie van het asbestattest. Als de asbestdeskundige geen monster neemt omdat de opdrachtgever dit weigert, is het belangrijk om de opdrachtgever vooraf te informeren over het gevolg van de weigering. De opdrachtgever moet weten dat het toch opportuun kan zijn om een monstername te voorzien om uitsluitsel te geven, als de verwijderingskost hoog is of om zekerheid te krijgen over de werkelijke risico’s.

Het is de opdrachtgever die de uiteindelijke beslissing maakt op basis van ‘informed consent’ of ‘geïnformeerde weigering’. Het is dan ook aangewezen om het nemen van monsters grondig te bespreken met de klant en een eventuele weigering goed te kaderen, om klachten daarover te vermijden. Het certificatiereglement bepaalt dat klachten van een klant gevolgen kunnen hebben voor het certificaat van de ADI. De beslissing van de opdrachtgever wordt daarom best opgenomen in het opdrachtformulier.
 

Mag ik het logo van OVAM op mijn website zetten?

Het beleid van de OVAM bepaalt dat commerciële bedrijven het logo van de OVAM niet mogen gebruiken in officiële communicatie of documenten naar klanten toe, uitgezonderd in het geval van samenwerkingsprojecten. Het gebruik van het logo van de OVAM op de website van een ADI is dus niet toegelaten. Enkele ADI's ontvingen daarom van ons al een mail met de vraag om ons logo op hun website te verwijderen. 

Wat mag wel? De OVAM vermelden in officiële communicatie of documenten naar klanten toe of het logo gebruiken in presentaties om naar de OVAM te verwijzen. 

We zien ook verkeerde formuleringen als "wij zijn OVAM gecertificeerde ADI", "wij zijn gecertificeerde asbestdeskundige van de OVAM", "wij zijn erkend door de OVAM"... 

Een ADI wordt gecertificeerd door een certificatie-instelling en niet door de OVAM. Daarom hebben wij ook al aan enkele ADI's gevraagd om dergelijke teksten aan te passen. 

Inspectieprotocol - materialen

Hoe moeten we omgaan met asbestvrije materialen?

Volgens het IP kan een asbestdeskundige een materiaal beschouwen als niet-asbestverdacht als deze beoordeling met zekerheid mogelijk is op basis van: 

  • vaststelling en expertise 
  • bewijsdocumenten + bevestiging door vaststelling en expertise 

Als een asbestdeskundige een materiaal vaststelt met het productnormopschrift ‘NT’, mag hij dit materiaal beschouwen als niet-asbestverdacht.

Aandachtspunt: De asbestdeskundige is in dergelijk geval zelf verantwoordelijk voor zijn eigen bepaling of hij een volledige toepassing of slechts enkele deelmaterialen beschouwt als niet-asbestverdacht, bv. als het opschrift ‘NT’ niet op alle onderdelen van de toepassing vermeld is (bv. een dak met meerdere golfplaten, een nokstuk, een dakrand, een ingebouwd verluchtingsrooster,…).

Indien een asbestdeskundige het opschrift ‘NT’ enkel vaststelt in een bewijsdocument, dient hij zelf de bruikbaarheid van deze bron na te gaan om te bepalen of het materiaal asbestverdacht is of niet. 

Niet asbestverdachte materialen moet u niet opnemen in een inventaris, maar u mag ze optioneel beschrijven in een adviesfiche. Voor een klant is het niet altijd duidelijk waarom u een materiaal als niet asbestverdacht beschouwt en dus niet opneemt in de inventaris. Om klachten te vermijden neemt u materialen zoals NT-vezelcement daarom best op in een adviesfiche. 

Onder welk van de doelstelling dienen we een ‘crepi-pleisterlaag’ te plaatsen?

Op de databank wordt als asbesttoepassing ‘crepi’ gekozen, indien het gaat om crepi of pleisterwerk aan buitenschil.  ‘Pleisterwerk’ wordt gekozen indien het gaat om crepi of pleisterwerk aan binnenstructuur. 

Onder welke doelstelling vallen Glasal-panelen en asbestcementpanelen (blokken als wanddeel)?

De scope asbestcement in de buitenschil als onderdeel van de mijlpaal 2034 is ingegeven door de in de literatuur beschreven verweringsproblematiek: alle dak- en gevelbekledingen, dakgoten, rookgaskanalen en hemelwaterafvoerkanalen bestaande uit asbestcement als ze zich aan de buitenzijde bevinden. Glasalpanelen zijn niet onderhevig aan deze verweringsproblematiek vermits ze bedekt zijn door een harde, geëmailleerde laag.

Glasalpanelen zijn bovendien niet echt te categoriseren als gevelbekleding maar als wanddeel zelf. Om die redenen vallen glasalpanelen niet onder de mijlpaal 2034. Bevinden ze zich toch in een slechte staat (niet-laag risico) dan vallen ze onder mijlpaal 2040. In tegenstelling tot Glasalpanelen zijn structurele asbestcementpanelen wel onderhevig aan de verweringsproblematiek. Ze zijn echter net als Glasalpanelen niet echt te categoriseren als gevelbekleding maar als wanddeel zelf. De verwijdering ervan heeft dus een grotere impact op de constructies dan de verwijdering van gevelbekleding. Daarom vallen dergelijke panelen niet onder de mijlpaal 2034 maar in voorkomend geval onder de mijlpaal 2040

Wordt tegellijm beschouwd als een niet-hechtgebonden toepassing?

Het Materialendecreet vermeldt volgende definitie voor hechtgebonden asbesthoudende materialen: asbesthoudende materialen waarin de asbestvezels in oorsprong sterk gebonden zijn door een bindmiddel dat hoofdzakelijk bestaat uit cement, bitumen, mastiek, kunststof of lijm.

Anderzijds vermeldt het Ministerieel besluit Inspectieprotocol dat een asbestdeskundige verantwoordelijk is voor de bepaling van het bindmiddel, op basis van eigen plaatsbezoek en monstername en mogelijk ook het analyserapport van het asbestlabo.

Tegellijm, bedoeld om faiencetegels te bevestigen aan een drager, is een relatief nieuw gegeven in de asbestsector. Het materiaal wordt ook beschouwd als asbestverdacht. Deze tegellijm bestaat normaliter hoofdzakelijk uit cement, vaak in combinatie met gips of zand. Door toevoeging van water wordt het tegellijmpoeder kleverig. Met deze substantie worden de tegels aan de drager bevestigd. Later droogt de tegellijm uit. Dit uitgedroogde smeersel is vaak eerder brokkelig en poreus qua textuur, de kleverigheid of viscositeit verdwijnt nagenoeg.

Er kan gesteld worden dat de tegellijm dus als bindmiddel cement-gips bevat, met cement als hoofdzakelijk element. Toch kan de asbestdeskundige opmerken dat het materiaal in oorsprong (vanaf het moment dat het is uitgedroogd) niet voldoende sterk gebonden is om het te beschouwen als hechtgebonden. Een parallel proces merken we op bij pleisterwerk, waar de gipsmatrix ook eerst kleverig of papperig is tijdens het aanbrengen op de drager en later uitdroogt. In beide gevallen moeten we dus de kleverige fase zien als onderdeel van het productieproces, hier in situ bewerkstelligd.

Het is dus aan de asbestdeskundige om het bindmiddel te bepalen. Indien hij merkt dat de tegellijm bestaat uit cement, maar dat door de relatief grote aanwezigheid van zand en gips de matrix in oorsprong eerder niet sterk gebonden is, kan hij op de databank opteren voor ‘Andere’ bij bindmiddel. De asbestdeskundige kan er bv. ‘cement-gips’ noteren en kiezen voor de status van ‘niet-hechtgebonden’.

De zwarte lijm om vinyl(tegels) mee vast te kleven, heeft een andere samenstelling, bv. hars of kunststof, en is dus kleverig (hechtgebonden) in oorsprong, met lijm als hoofdzakelijk bindmiddel. Als je ‘lijm’ kiest als bindmiddel op de databank, wordt automatisch de link gelegd met ‘hechtgebonden’. Hetzelfde geldt voor bindmiddel ‘cement’.

Parallel met vinyltegels en zwarte lijm wordt, zoals in de case op de databank beschreven, ‘niet eenvoudig bereikbaar’ aangeduid als de asbestdeskundige bv. tegellijm kan vaststellen bij een bestaande beschadiging of opening in de met tegels bezette muur (of andere drager).

Waarom staan dekstenen niet in het lijstje van AC dak- en gevelbekledingen die automatisch als niet-asbestveilig worden beschouwd?

Dekstenen zijn apart aan te duiden en vallen niet automatisch onder de mijlpaal 2034. Vooral vanwege het formaat van dekstenen werd deze keuze gemaakt. Dekstenen zijn dikker dan bv. golfplaten en leien en eroderen relatief gezien en gemiddeld genomen minder snel.

Wanneer maak ik een afdruipzonefiche?

Een afdruipzonefiche wordt enkel opgesteld indien de combinatie asbestcementdak of asbestcementgevel met bodem wordt vastgesteld. Hiermee wordt de dak- en gevelbekleding bedoeld, die valt onder de mijlpaal 2034. Wandplaten (blokken) die in se een muur vormen en dekstenen horen daar niet onder, noch opgeslagen golfplaten in het gras. Komt de afdruip op een terras, dan geldt ook niet de afdruipzonefiche. De afdruip moet rechtstreeks op de bodem terechtkomen. 

Moeten we echt alle pleisterwerk van na 1980 en vóór 2001 steeds gaan beschouwen als asbestverdacht, ondanks het verbod sinds 1980 op manuele behandeling van asbest in vrije toestand?

Vaak werden na de verbodsdatum voor het gebruik van (bepaalde) asbesthoudende materialen/vezels toch nog stocks opgebruikt. Om die reden is pleisterwerk en crepi asbestverdacht, ook diegene aangebracht tussen 1980 en 2001. Er zijn gevallen bekend van asbesthoudend pleisterwerk en crepi in deze periode, in gebouwen met diverse functies. Het asbestattest zal het asbestpassief in Vlaanderen beter in kaart brengen. Mogelijk brengt dit ook verduidelijkingen en trends met zich mee omtrent het historische gebruik van asbestvezels in pleisterwerk en crepi.

Waarom is bijkomende info geven over materialen die na analyse niet asbesthoudend blijken te zijn, nodig?

Sinds de laatste update moet u ook voor materialen die na analyse niet asbesthoudend blijken te zijn toch bepaalde informatie te geven zoals de oppervlakte, lengte, … 
Dit werd ingebouwd om de kwaliteitscontroles te ondersteunen. Zo kan via de databank eenvoudiger worden nagaan of de ADI wel voldoende monsters genomen heeft.
 

Inspectieprotocol - onderzoeksmethode

Vallen kruipkelders onder de permanente onderzoeksbeperking wegens lager dan 1,50m?

De termen ‘kruipruimte’ of ‘kruipkelder’ en de hoogtes die ermee zijn geassocieerd, zijn niet absoluut. Het betreft veelal een (lage) ruimte onder een vloer t.h.v. een kelder of een compacte videruimte boven een plafond. Een exacte hoogte voor deze ruimtes is niet gedefinieerd. Om dit op te vangen, heeft het IP het eerder algemeen over ruimtes met een hoogte < 1,50 m.

Een kruipkelder die lager is dan 1,50m valt dus onder de permanente onderzoeksbeperking. 

Gebruik van de inventarisdatabank – problemen en foutmeldingen 

Geen nieuw asbestattest kunnen aanmaken voor het andere deel van het gebouw?

Indien een gebouw slechts gedeeltelijk wordt onderzocht is het noodzakelijk dat de asbestdeskundige in de toepassing aangeeft dat het om een gedeeltelijk gebouw gaat.

Hoe nagaan ?

De asbestdeskundige moet bij de keuze gedeeltelijk of volledig gebouw kijken naar de GIS kaart. Indien de asbestdeskundige het gebouw selecteert wordt dit in het blauw opgelicht. Nu moet de asbestdeskundige nagaan of het volledige ingekleurde gebouw in zijn asbestinventaris zal worden wordt beschreven. Indien slechts een deel van het gebouw wordt beschreven duidt de asbestdeskundige “gedeeltelijk gebouw” aan in de toepassing.  Vervolgens moet de asbestdeskundige de gebouwdelen beschrijven. Dit doet de asbestdeskundige door het gebouwdeel te benoemen en een beschrijving te geven van het geïnspecteerde gebied. De asbestdeskundige moet ook een plan en een situeringsfoto opladen. Deze beschrijvingen zijn noodzakelijk zodat andere asbestdeskundigen kunnen nagaan welke delen van het gebouw reeds zijn onderzocht.

Fouten bij verkeerde selectie:

Indien een asbestdeskundige een volledig gebouw selecteert maar de asbestdeskundige beschrijft maar een deel van het gebouw in de asbestinventaris dan kan een volgende asbestdeskundige geen nieuw asbestattest aanmaken voor het andere deel van het gebouw.  

Wat nu ?

Indien een asbestdeskundige geblokkeerd is moet hij dit melden aan de CI. De CI zal vervolgens contact opnemen met de asbestdeskundige die de foute selectie heeft gedaan. De asbestdeskundige zal het asbestattest moeten corrigeren of indien de periode van één maand is verstreken zal de asbestdeskundige een update van het bestaand asbestattest moeten doorvoeren.

Wat moet ik doen bij de foutmelding “Dit gebouw heeft al een asbestattest”?


 

Wanneer u bij het maken van een nieuwe asbestinventaris deze foutmelding krijgt, kunt u het probleem meestal zelf oplossen.

De melding kan het gevolg zijn van één van volgende oorzaken:
    

  • Er bestaat al een asbestattest voor een ‘gedeeltelijk gebouw’ en in het nieuwe asbestattest staat de standaardkeuze nog op ‘volledig gebouw’. Er kan per inspectiegebied slechts één asbestattest afgeleverd worden. Als er al een asbestattest bestaat voor een gedeelte van een gebouw, dan kan er geen asbestattest meer worden opgesteld voor het volledige gebouw. Standaard staat dit veld in de databank op ‘volledig gebouw’. Onderzoekt u slechts een gedeelte, dan moet u dit dus voor uw inspectielocatie eerst actief aanpassen naar ‘gedeeltelijk gebouw’. Zolang u dit niet doet, blijft u de foutmelding krijgen.
  • Een andere ADI maakte een asbestinventaris voor een gedeelte van het gebouw, maar gaf foutief aan dat het om het volledige gebouw ging. U kunt uw asbestattest pas finaliseren wanneer de procesgecertificeerde ADI die de fout maakte dit heeft rechtgezet. De OVAM of de CI kunnen dit niet wijzigen in de databank. Kijk eerst na via het tabblad ‘nieuw’ of er op dat adres al een asbestattest gefinaliseerd is. Om de bestaande asbestinventaris aan te passen kunt u rechtstreeks contact opnemen met de ADI in kwestie. De naam van de procesgecertificeerde ADI vindt u terug in de asbestattest affiche. Die kunt u raadplegen via de lijst van afgeleverde asbestattesten (tabblad ‘nieuw’). U kunt ook een klacht indienen bij de CI van de ADI met duidelijke vermelding van het nummer van het asbestattest en de naam van de procesgecertificeerde ADI. Zij volgen op dat de ADI de aanpassing effectief uitvoert en verwittigen u als dit in orde is.
  • Op sommige adressen ontstaat er een probleem met de data uit de GRB laag in de GIS-kaart. Bij de volgende update van de databank zal deze bug opgelost zijn.

Krijgt u de melding dat er al een asbestattest bestaat op dat adres? Kijk dan na of dit effectief het geval is. Vindt u geen attest terug op deze locatie? Meldt dit dan via het contactformulier aan de CI.


TIP: kijk vandaag nog na voor elk van uw asbestinventarissen of de juiste optie (volledig of gedeeltelijk gebouw) aangeduid staat. Binnen de 30 dagen na het finaliseren kunt u kosteloos de asbestinventaris corrigeren. In een volgende update van de toepassing zal u zelf eerst actief een keuze moeten maken tussen beide.

Wat moet ik doen bij foutmelding 502-504?

Bij het gebruik van de databank worden er op sommige momenten externe gegevens opgehaald en/of gecontroleerd. Dit is onder meer het geval bij het inloggen.
De foutmeldingen 502 of 504 verschijnen als die externe gegevens niet opgehaald kunnen worden, bijvoorbeeld omdat die externe bron, toepassing of server uit liggen. Vaak is dit slechts een tijdelijk probleem.

Als u dergelijke foutmelding krijgt kan u even later opnieuw proberen. Als de 502 of 504 foutmelding blijft verschijnen, gelieve ons dan te contacteren. We contacteren dan de eigenaar van de externe bron, toepassing of server waar er een probleem mee is.

Wanneer maak ik een aparte bronfiche en wanneer kan ik materialen bundelen in één bronfiche?

Deze informatie is terug te vinden in de leidraadfiche richtlijnen bronfiche

Met welk formaat neem ik foto's voor opname in de databank?

De in het document voorziene placeholders hebben een 3:4 aspect ratio.  Idealiter wordt de camera ingesteld op verhouding 3:4 en worden alle foto's in landscape  (liggend) formaat getrokken. 
Zie hieronder: Overzichtsfoto links is genomen met de camera op 3:4, detailfoto rechts is genomen met de camera op 9:16. Zoals je ziet vult de overzichtsfoto mooi op, terwijl je bij de detailfoto witrulmtes krijgt boven en onder. Alle placeholders voor foto's hebben een 3:4 verhouding, met uitzondering van de plannen. Die zijn gewoon ruim genomen en daar wordt toch niet altijd witruimte aan toegevoegd, enkel wanneer het niet anders kan. 


 

Wanneer maak ik een 'plan'?

Het Inspectieprotocol legt op dat plannen en foto’s leesbaar moeten zijn. 

Bij voorkeur wordt een plan opgemaakt per verdieping per gebouw. Maar in functie van de leesbaarheid kunnen er meerdere plannen aangemaakt worden voor een verdieping. Als er teveel fiches (asbestmaterialen) zijn aangeduid op een plan, kan dit de leesbaarheid beperken, en kan de deskundige dus een apart plan te maken voor bv.:

  • Gebouw A, verd. +0: schrijnwerk
  • Gebouw A, verd. +0: vloeren
  • Gebouw A, verd. +0: wanden
  • Gebouw A, verd. +0: leidingisolatie

De asbestmaterialen zelf moeten ook leesbaar aangeduid zijn op het plan

  • Bv. een lijntraject tekenen (door verschillende lokalen) voor een buis, koker of leidingisolatie (ook indien niet-asbesthoudend)
  • Bv. een oppervlakte tekenen voor een vloerlaag, dakbedekking of plafond (ook indien niet-asbesthoudend)
  • Bv. verschillende monsternamepunten van een mengmonster aanduiden (ook indien niet-asbesthoudend)
     
Er deed zich een fout voor: het synchroniseren is mislukt.

Betekenis: Deze foutmelding komt meestal voor wanneer je offline of bij slechte verbinding wijzigingen aan een fiche uitgevoerd hebt gelijktijdig met een andere gebruiker. Op het moment dat de verbinding weer werkt stelt het systeem vast dat er al wijzigingen uitgevoerd zijn. De door jou aangepaste gegevens kunnen dan niet automatisch gesynchroniseerd worden. 


 

Oplossing: Maak de wachtrij rechts bovenaan leeg en verwijder alle offline acties.

1. Klik daarvoor rechts bovenaan op het icoontje 


 

2. Klik dan op “Verwijder alle offline acties” 


 

 

 

Melding: Je hebt niet de juiste rechten om als deskundige verder te gaan.

Betekenis: Deze melding zal verschijnen wanneer men aanmeldt onder eigen naam en voornaam. 

Oplossing: Meld u steeds aan bij het bedrijf waarvoor u werkt.  

 

 

Waarom vermeldt het asbestattest (nog) geen afdruipzone?

Asbestdeskundigen kunnen de aanwezigheid van een afdruipzone in de bodem ingeven in de databank. Voorlopig worden die gegevens niet opgenomen in een asbestattest.

De grote kans op aanwezigheid van een afdruipzone langs verweerde asbestcementen dak- en gevelbekleding is uitvoerig gedocumenteerd in bodemonderzoeken en studies. Wat nog onvoldoende bestudeerd is, is het effectieve blootstellingsrisico dat al dan niet uitgaat van een afdruipzone. Wat is de kans op het vrijkomen van asbestvezels? Wat is het gedrag van de asbestcementdeeltjes in de bodem?

Daarom laat de OVAM eerst verder onderzoeken wat de effectieve blootstellingsrisico’s zijn. Op basis van dit onderzoek kunnen we het juiste beleid uitstippelen en de juiste beheersmaatregelen en adviezen opnemen in de asbestattesten.

Ik vind nergens mijn facturen terug voor de betaling van de retributie.

U vindt de facturen terug via de asbestinventarisdatabank. Enkel personen met de rol ‘asbestinventaris medewerker’ in gebruikersbeheer Vlaanderen (ACM/IDM) kunnen de facturen raadplegen. Bedrijven (ook éénmanszaken) kennen iemand binnen het bedrijf die rol toe in ACM/IDM. Eenmaal deze persoon het juiste gebruiksrecht heeft gekregen, ziet die een extra tab ‘facturatie’ in de inventaristoepassing. Via deze tab kan de medewerker de facturen raadplegen.


 

Om de facturen te kunnen inzien moet u in gebruikersbeheer Vlaanderen (ACM/IDM) het gebruikersrecht ‘asbestinventaris medewerker’ krijgen in het veld ‘Context’ zoals is aangegeven in de figuur hieronder.


 

U vindt de handleiding om deze rol toe te kennen op onze pagina met vakinformatie 

Hoe kan ik mijn contactgegevens op de lijst van de asbestdeskundige bedrijven plaatsen of aanpassen?

De OVAM publiceert een lijst van de procesgecertificeerde ADI’s op haar website. Op die manier kunnen particulieren en makelaars eenvoudig de weg vinden naar bedrijven die hun een asbestattest kunnen bezorgen.

Procesgecertificeerde ADI’s kunnen de contactgegevens van hun bedrijf voor deze lijst zelf toevoegen en aanpassen via de inventarisdatabank. Om de contactgegevens te kunnen toevoegen of aan te passen moet u beschikken over de rol van ‘asbestinventaris medewerker’. Dan verschijnt in de databank het extra tabblad ‘Contactgegevens’. 

Heeft u nog geen rol voor uw bedrijf?
Volg dan de richtlijnen in de “Handleiding voor het toekennen van rollen in “Gebruikersbeheer Vlaanderen (ACM/IDM)”: voor een procesgecertificeerde ADI of werkgever van een interne preventieadviseur of milieucoördinator.

Heeft u al een gebruikersrecht van ‘OVAM Gebruiker’?
vb. met de rol ‘Asbestinventaris deskundige’. Dan moet u het bestaande gebruikersrecht aanpassen. 
Volg hiervoor de richtlijnen in de “Handleiding: aanpassen van een gebruikersrecht of een bijkomend gebruikersrecht toekennen in “Gebruikersbeheer Vlaanderen (ACM/IDM)”: voor een procesgecertificeerde ADI of werkgever van een interne preventieadviseur of milieucoördinator.”

Het is niet mogelijk om de contactgegevens van verschillende startplaatsen of uitbatingszetels op te nemen in de lijst.

Hoe kan ik een gefinaliseerde asbestinventaris corrigeren?

U kan een bestaande asbestinventaris corrigeren zonder een bijkomende retributie te moeten betalen. Dit kan enkel binnen de 30 dagen na het finaliseren van de inventaris.

Lees hier de handleiding

Gebruik van de databank bij slechte internetverbinding (of offline)

De databank beschikt niet over de functionaliteit om volledig offline een asbestattest op te maken. Ze ondersteunt wel de continuïteit bij de opmaak indien de internetverbinding tijdelijk wegvalt, bijvoorbeeld in een ondergrondse ruimte. 

Opgelet, we raden af om met meerdere deskundigen tegelijk in dezelfde fiches of plannen te werken bij een slechte verbinding. Dit kan leiden tot conflicten waardoor de wachtrij vast komt te zitten en werk verloren kan gaan. Bij de vakinformatie over het asbestattest voegden we een nieuwe handleiding toe om correct te werken bij een slechte internetverbinding.

Foutieve keuze in het veld ‘(asbest)toepassing’

Het aanduiden van het verkeerde item in het keuzemenu ‘(asbest)toepassing’ in bv. een bronfiche, kan grote gevolgen hebben. Bepaalde asbesttoepassingen krijgen namelijk automatisch het label ‘niet-asbestveilig’ en de mijlpaal 2034, ongeacht de toestand. We denken daarbij aan ‘dak- en gevelbekleding: golfplaten’. 

Indien een ADI hierbij foutief ‘golfplaten’ aanduidt onder het thema ‘verloren bekisting’, maakt de databank deze automatische link dus niet. Bijgevolg kan een asbestattest een foutieve eindconclusie bevatten. 

Motiveer identificatiemethode 'vaststelling en expertise'

Zoals aangekondigd in onze vierde nieuwsbrief, heeft de databank een nieuwe functie gekregen. Hierdoor moet de ADI in een aantal gevallen motiveren waarom geen monstername uitgevoerd is. Een van de mogelijk aan te duiden motivaties is de weigering van de eigenaar-opdrachtgever.

Bestaan er bruikbare bewijsdocumenten, dan kiest de ADI bij identificatiemethode voor ‘bewijsdocument + vaststelling en expertise’. De ADI laadt vervolgens het bewijsdocument op in de databank. Als er geen bewijsdocumenten of monstername zijn, dan kiest de ADI voor ‘vaststelling en expertise’ als identificatiemethode. Bij een selectieve lijst van asbestmaterialen moet de ADI nu bijkomend motiveren in de databank waarom er geen monstername plaatsvond. Deze wijziging in de databank zal de communicatie met de opdrachtgever stimuleren. Het asbestattest neemt de door de ADI aangeduide motivatie over in de fiche van het materiaal.


 

Deze dropdown-lijst verschijnt bij een beperkte lijst van asbestmaterialen. Het gaat om materialen waarvan het asbesthoudend karakter noch visueel noch auditief kan bepaald worden en waarvoor enkel een monstername en laboanalyse uitsluitsel kan geven over het niet-asbesthoudende karakter. De motivatie is ook nodig als de kostenimpact relatief groot is: de kostprijs om de toepassing te verwijderen is veel lager als de toepassing niet-asbesthoudend is tegenover wel asbesthoudend.

Voorbeeld: Zo kunnen vinyltegels of zwarte lijm asbesthoudend of niet-asbesthoudend zijn. Auditief of visueel valt dit vaak niet te determineren. De kosten voor een verwijdering liggen aanzienlijk lager als de asbestverdachte materialen niet-asbesthoudend blijken te zijn. Daarom is er bij de identificatiemethode 'vaststelling en expertise' een motivatie nodig als de ADI geen monster neemt. Als er al een bruikbaar bewijsdocument van een eerdere monstername bestaat, kiest de ADI voor een andere identificatiemethode: ‘bewijsdocument + vaststelling en expertise’.